In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het verzoek is ingediend door een verzoeker tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Justitie en Veiligheid. De procedure is gestart op 6 augustus 2019 en heeft geduurd tot de uitspraak op 27 juli 2022, wat resulteert in een totale duur van meer dan twee jaar en elf maanden. Dit overschrijdt de redelijke termijn van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
Tijdens de zitting hebben verzoeker en het college overeenstemming bereikt over de geschilpunten en is er een schikking getroffen. De Centrale Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1000,- aan de verzoeker, alsook tot betaling van de proceskosten van de verzoeker ter hoogte van € 759,-. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat de redelijke termijn is geschonden, wat leidt tot de toekenning van de schadevergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan. De Centrale Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie voor de beoordeling van dergelijke verzoeken om schadevergoeding, en bevestigt dat de overschrijding van de termijn in deze zaak aanleiding geeft tot schadevergoeding.