ECLI:NL:CRVB:2022:1772

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
19/3405 WMO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het verzoek is ingediend door een verzoeker tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Justitie en Veiligheid. De procedure is gestart op 6 augustus 2019 en heeft geduurd tot de uitspraak op 27 juli 2022, wat resulteert in een totale duur van meer dan twee jaar en elf maanden. Dit overschrijdt de redelijke termijn van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

Tijdens de zitting hebben verzoeker en het college overeenstemming bereikt over de geschilpunten en is er een schikking getroffen. De Centrale Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1000,- aan de verzoeker, alsook tot betaling van de proceskosten van de verzoeker ter hoogte van € 759,-. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat de redelijke termijn is geschonden, wat leidt tot de toekenning van de schadevergoeding.

De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan. De Centrale Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie voor de beoordeling van dergelijke verzoeken om schadevergoeding, en bevestigt dat de overschrijding van de termijn in deze zaak aanleiding geeft tot schadevergoeding.

Uitspraak

19.3405 WMO15-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur (college)
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (de Staat)
Datum uitspraak: 27 juli 2022
Zitting hebben: J. Brand als voorzitter en D. Hardonk-Prins en A.T. Marseille als leden
Griffier: R. van Doorn
Voor verzoeker is mr. T.M.J. Oosterhuis-Putter, advocaat, ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.L.B. Spruijt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan verzoeker van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1000,-;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Verzoeker en het college hebben ter zitting overeenstemming bereikt over wat hen verdeeld houdt en zij hebben daarover een schikking getroffen. Verzoeker wil nog slechts een uitspraak op het door hem ingediende verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gehandhaafd.
2.1.
Voor de wijze van beoordeling van een dergelijk verzoek om schadevergoeding wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 26 januari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). Voor dit geval betekent dit het volgende.
2.2.
Zoals ter zitting is bevestigd, heeft het verzoek om schadevergoeding alleen betrekking op de duur van de procedure bij de Raad. Deze procedure is begonnen met de ontvangst van het hogerberoepschrift op 6 augustus 2019 en heeft geduurd tot de uitspraak van de Raad op 27 juli 2022. De procedure bij de Raad heeft dus twee jaar en ruim elf maanden geduurd, waarmee de Raad de hem toekomende behandelingsduur van twee jaar heeft overschreden, terwijl daarmee ook de totale behandelingsduur in de rechterlijke fase is overschreden. Dit betekent dat de Raad de redelijke termijn heeft geschonden. Dat leidt tot een schadevergoeding van (twee maal € 500,- is) € 1000,-.
3. Aanleiding bestaat om de Staat te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten worden begroot op € 759,- voor verleende rechtsbijstand (één punt voor het indienen van het verzoekschrift en één punt voor de toelichting van het verzoek ter zitting met wegingsfactor 0,5).
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter van de meervoudige kamer
(getekend) R. van Doorn (getekend) J. Brand
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep