ECLI:NL:CRVB:2022:1720

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
20/2772 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onrechtmatige weigering maatwerkvoorziening

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1959, als gevolg van een niet aangeboren hersenletsel en polyneuropathie een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De aanvraag betrof het prikkelvrij maken van één kamer in haar woning. Het college heeft deze aanvraag bij besluit van 24 juni 2016 afgewezen, een beslissing die in bezwaar is gehandhaafd. De rechtbank Gelderland heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellante hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 8 juni 2022, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat mr. K. Wevers, erkenden de vertegenwoordigers van het college dat de eerdere weigering van de maatwerkvoorziening onrechtmatig was. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit van 24 juni 2016 en het bestreden besluit niet langer in geschil waren. Aangezien het college inmiddels op 23 mei 2022 een nieuwe maatwerkvoorziening had verstrekt, was er geen procesbelang meer voor appellante om het hoger beroep voort te zetten.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.036,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 juli 2022.

Uitspraak

20 2772 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 juli 2020, 18/3817 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem (college)
Datum uitspraak: 20 juli 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022, (gedeeltelijk) door middel van beeldbellen. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door R.P.J. Hengeveld en mr. M.E. de Kuijper.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1959, is als gevolg van een niet aangeboren hersenletsel en polyneuropathie zeer prikkelgevoelig voor licht en geluid. In verband hiermee heeft zij zich op 9 februari 2016 bij het college gemeld voor maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in de vorm van een woningaanpassing bestaande uit – voor zover hier van belang – het prikkelvrij maken van één kamer.
1.2.
Het college heeft bij besluit van 24 juni 2016, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 5 juni 2018 (bestreden besluit) geweigerd aan appellante een maatwerkvoorziening bestaande uit een woningaanpassing in de vorm een geluidsvrije ruimte te verstrekken.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
3.2.
Het college heeft bij besluit van 23 mei 2022 naar aanleiding van een nieuwe melding met ingang van 23 mei 2022 aan appellante een maatwerkvoorziening woningaanpassing bestaande uit het prikkelvrij maken van één kamer verstrekt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De vertegenwoordigers van het college hebben ter zitting erkend dat de weigering van de gevraagde maatwerkvoorziening onrechtmatig is. Hierdoor is niet langer in geschil dat het besluit van 24 juni 2016 en het bestreden besluit onrechtmatig zijn, welke onrechtmatigheid het college moet worden toegerekend. Hieruit volgt dat appellante geen belang meer heeft bij een oordeel over de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.518,- in beroep en op € 1.518,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.036,-;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 177,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en B.J. van de Griend en A.E. Dutrieux als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) R. van Doorn