In deze zaak heeft appellante, geboren in 1959, als gevolg van een niet aangeboren hersenletsel en polyneuropathie een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De aanvraag betrof het prikkelvrij maken van één kamer in haar woning. Het college heeft deze aanvraag bij besluit van 24 juni 2016 afgewezen, een beslissing die in bezwaar is gehandhaafd. De rechtbank Gelderland heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellante hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 8 juni 2022, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat mr. K. Wevers, erkenden de vertegenwoordigers van het college dat de eerdere weigering van de maatwerkvoorziening onrechtmatig was. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit van 24 juni 2016 en het bestreden besluit niet langer in geschil waren. Aangezien het college inmiddels op 23 mei 2022 een nieuwe maatwerkvoorziening had verstrekt, was er geen procesbelang meer voor appellante om het hoger beroep voort te zetten.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.036,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 juli 2022.