ECLI:NL:CRVB:2022:1662
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellante in het kader van de Ziektewet na beëindiging van de uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van functies voor appellante in het kader van de Ziektewet (ZW). Appellante, die tot 1 maart 2017 als office manager werkte, heeft zich op 14 november 2017 ziek gemeld met hoofdpijn- en fysieke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar ZW-uitkering beëindigd op basis van de conclusie dat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. In hoger beroep herhaalt appellante haar standpunt dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat haar klachten niet goed zijn meegenomen in de beoordeling. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de procedure niet langer dan vier jaar heeft geduurd. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.