ECLI:NL:CRVB:2022:1647

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
20/1636 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om veroordeling in de proceskosten na intrekking hoger beroep Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 20/1636 WAJONG. Het betreft een verzoek van appellant om veroordeling in de proceskosten na intrekking van het hoger beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 27 maart 2020. De Raad had eerder, op 11 december 2019, een uitspraak gedaan waarbij de eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam werd vernietigd en het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en schade. Na deze uitspraak heeft het Uwv op 27 maart 2020 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waartegen appellant beroep heeft ingesteld. Echter, op 14 juni 2021 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten, omdat het Uwv met een nieuw besluit van 5 januari 2021 geheel aan zijn bezwaren zou zijn tegemoetgekomen.

De Raad overweegt dat artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Appellant heeft echter niet aangetoond dat het besluit van 27 maart 2020 een beslissing bevatte over de hoogte van de Wajong-uitkering per 1 januari 2018. Het Uwv heeft in dat besluit enkel een Wajong-uitkering toegekend met ingang van 9 november 2011, zonder een definitieve beslissing over de hoogte van de uitkering per 1 januari 2018. De Raad concludeert dat het Uwv met het besluit van 5 januari 2021 niet tegemoet is gekomen aan appellant, en daarom bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af, en deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van griffier E.X.R. Yi.

Uitspraak

20 1636 WAJONG

Datum uitspraak: 25 juli 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 27 maart 2020
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 11 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3980) heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2015 met kenmerk 14/4853 vernietigd, de beslissing op bezwaar van 4 juli 2014 vernietigd en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen het door het Uwv nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en schade.
Ter uitvoering van de uitspraak van de Raad heeft het Uwv op 27 maart 2020 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellant heeft mr. T.A. Vetter, advocaat, tegen het besluit van 27 maart 2020 beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 5 januari 2021 een nader besluit genomen waarin nadere uitkeringsrechten in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) zijn neergelegd.
Bij brief van 14 juni 2021 heeft mr. Vetter namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep tegen de beslissing op bezwaar van 27 maart 2020 ingetrokken. Appellant heeft tevens verzocht om vergoeding van proceskosten, omdat het Uwv met een nader besluit van 5 januari 2021 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Daarbij heeft appellant verwezen naar het besluit van 27 maart 2020 waarbij het Uwv heeft aangekondigd dat zijn Wajong-uitkering per 1 januari 2018 zal worden vastgesteld op 70% van het minimumloon.
Het Uwv heeft terecht naar voren gebracht dat in het besluit van 27 maart 2020 geen beslissing is genomen over de hoogte van het recht op uitkering per 1 januari 2018. In dit besluit is met ingang van 9 november 2011 een Wajong-uitkering toegekend en wordt erop gewezen dat de wet vanaf 1 januari 2018 is gewijzigd waarbij de Wajong-uitkering wordt gebaseerd op tenminste 70% van het minimumloon. Verwezen wordt verder naar een bijlage bij het besluit waarin staat dat door de uitkeringsafdeling nog een herbeoordeling zal worden uitgevoerd om te bepalen of recht bestaat op 70% of 75% van de grondslag en dat daarover nader bericht volgt.
Met het besluit van 5 januari 2021 heeft het Uwv de Wajong-uitkering van appellant per 1 januari 2018 vastgesteld op 75% van de grondslag. Omdat het besluit van 27 maart 2020 geen betrekking heeft op het recht op uitkering per 1 januari 2018, is het Uwv met het besluit van 5 januari 2021 niet tegemoet gekomen aan appellant. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om een veroordeling in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2022.
(getekend) W.J.A.M. van Brussel
(getekend) E.X.R. Yi