ECLI:NL:CRVB:2022:1645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding en proceskostenveroordeling in hoger beroep WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. O.J.J.C. Koopmans, had hoger beroep ingesteld tegen twee eerdere uitspraken van de rechtbank. Het Uwv had in beide zaken een verweerschrift ingediend en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de tweede uitspraak. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar door het Uwv op 15 oktober 2021, heeft de appellant de hoger beroepen ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure in bezwaar, beroep en hoger beroep is overschreden. De totale duur van de procedure was zes jaar en ruim vier maanden, wat meer dan twee jaar langer is dan de toegestane termijn. Dit leidde tot een schadevergoeding van € 2.500,- aan de appellant. Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant, die zijn vastgesteld op € 5.669,28, en het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 346,-. De Staat der Nederlanden is ook veroordeeld tot betaling van € 379,50 aan proceskosten van de appellant.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een tijdige afhandeling van procedures en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn voor de betrokken partijen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.