Uitspraak
20 587 WW
23 januari 2020, 18/3511 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
9 maart 2016 omgezet in een uitkering op grond van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 11 juli 2015 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Appellante stelde dat zij vanaf 1 januari 2015 werkzaam was bij [naam B.V.]. Aan haar werd een WW-uitkering toegekend, maar na een ziekmelding op 6 oktober 2015 werd deze omgezet naar een Ziektewet (ZW) uitkering. In 2018 heeft het Uwv, na een onderzoek naar mogelijke uitkeringsfraude, geconcludeerd dat appellante nooit in loondienst bij [naam B.V.] heeft gewerkt. Dit leidde tot de intrekking van haar uitkeringen. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De rechtbank had terecht overwogen dat voor een dienstbetrekking een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon vereist zijn. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan toe dat er in de periode van januari tot juni 2015 geen bedrijfsactiviteiten hebben plaatsgevonden bij [naam B.V.], wat de stelling van appellante dat zij daar heeft gewerkt, ondermijnt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.