ECLI:NL:CRVB:2022:1510
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering onvoldoende gemotiveerd; medisch onderzoek niet zorgvuldig
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die zich op 10 maart 2008 ziek meldde met klachten van het bewegingsapparaat, chronische pijnklachten en psychische klachten. Het Uwv had appellante met ingang van 8 maart 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling concludeerde het Uwv dat appellante met ingang van 17 september 2018 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht. Appellante had nieuwe medische informatie ingediend die niet voldoende was meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had appellante moeten oproepen voor een spreekuurcontact, gezien de betwisting van de medische grondslag. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het hoger beroep slaagt, en de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Het Uwv moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen, waarbij de eerdere medische beoordelingen opnieuw moeten worden bekeken.
De Raad heeft het Uwv ook veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.036,-, en het griffierecht van € 175,- moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.