Uitspraak
20 1068 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
7 december 2018 omdat anders de ingangsdatum later zal zijn. De Svb heeft deze stukken op 17 december 2018 ontvangen.
AIO-aanvulling toegekend met ingang van 17 december 2018.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond heeft verklaard. Betrokkene, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Moghni, had op 17 mei 2018 een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Svb bevestigde de ontvangst van deze aanvraag op 7 juni 2018, maar heeft pas op 25 januari 2019 een beslissing genomen, waarbij de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht werd toegekend. Betrokkene stelde de Svb op 21 november 2018 in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en maakte aanspraak op een dwangsom voor elke dag dat de Svb in gebreke bleef.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat betrokkene de Svb onredelijk laat in gebreke heeft gesteld, aangezien er meer dan 18 weken verstreken waren tussen het verstrijken van de beslistermijn op 12 juli 2018 en de ingebrekestelling. De Raad wijst erop dat er geen bewijs is dat betrokkene in de tussenliggende periode contact heeft opgenomen met de Svb over zijn aanvraag. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Svb geen dwangsom verschuldigd is, omdat de ingebrekestelling te laat is gedaan. De aangevoerde bijzondere omstandigheden door betrokkene na de ingebrekestelling zijn niet relevant voor de beoordeling van de tijdigheid van de ingebrekestelling zelf.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de vordering van betrokkene af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.