ECLI:NL:CRVB:2022:1483

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
22/298 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na intrekking door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 22/298 TW. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.I. Zaad, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2021. Echter, op 31 maart 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken. In een latere brief van 8 april 2022 verzocht appellant de Raad om de intrekking ongedaan te maken, omdat hij niet had gerealiseerd dat het griffierecht niet zou worden teruggestort.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep rechtsgeldig was en dat deze niet ongedaan kon worden gemaakt. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie waarin is bepaald dat een intrekking na afloop van de hoger beroepstermijn niet kan worden herroepen, tenzij er sprake is van een wilsgebrek. In dit geval was er geen bewijs dat de intrekking berustte op een wilsgebrek, zoals dwang of dwaling. Het enkele feit dat appellant dacht dat het griffierecht vergoed zou worden, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een wilsgebrek.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er was geen aanleiding om het griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.W. Akkerman, in aanwezigheid van griffier M.D.F. de Moor, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

22.298 TW

Datum uitspraak: 30 juni 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2021, 20/6832 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.I. Zaad, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 31 maart 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 8 april 2022 heeft appellant gesteld er niet bij stil te hebben gestaan dat het griffierecht niet teruggestort zou worden. Appellant heeft de Raad verzocht om, als het griffierecht niet teruggestort kan worden, deze zaak op eigen titel te doen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
1.1.
De brief van 8 april 2022 van appellant betreft het verzoek om het ongedaan maken van de intrekking van 31 maart 2022.
1.2.
Intrekking van een hoger beroep na afloop van een hoger beroepstermijn kan niet ongedaan worden gemaakt, tenzij de intrekking van het hoger beroep onbevoegdelijk is gedaan dan wel van een wilsgebrek sprake is, zoals dwang, dwaling of bedrog (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:517).
1.3.
Bij brief van 31 maart 2022 is het hoger beroep door mr. Zaad bevoegdelijk en zonder enig voorbehoud ingetrokken. Van een herroeping van de intrekking binnen de hoger beroepstermijn is geen sprake. Niet gebleken is dat de intrekking van het hoger beroep berust op een wilsgebrek. Het enkele feit dat appellant in de veronderstelling verkeerde dat hij het griffierecht vergoed zou krijgen maakt immers niet dat sprake is van een wilsgebrek.
1.4.
Uit 1.1 tot en met 1.3 volgt dat het hoger beroep rechtsgeldig is ingetrokken en dat die intrekking niet, zoals appellant wenst, ongedaan kan worden gemaakt. Dit betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2. Er bestaat geen aanleiding (alsnog) het griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2022.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) M.D.F. de Moor
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.