ECLI:NL:CRVB:2022:1483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na intrekking door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 22/298 TW. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.I. Zaad, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2021. Echter, op 31 maart 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken. In een latere brief van 8 april 2022 verzocht appellant de Raad om de intrekking ongedaan te maken, omdat hij niet had gerealiseerd dat het griffierecht niet zou worden teruggestort.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep rechtsgeldig was en dat deze niet ongedaan kon worden gemaakt. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie waarin is bepaald dat een intrekking na afloop van de hoger beroepstermijn niet kan worden herroepen, tenzij er sprake is van een wilsgebrek. In dit geval was er geen bewijs dat de intrekking berustte op een wilsgebrek, zoals dwang of dwaling. Het enkele feit dat appellant dacht dat het griffierecht vergoed zou worden, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een wilsgebrek.
De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er was geen aanleiding om het griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.W. Akkerman, in aanwezigheid van griffier M.D.F. de Moor, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.