ECLI:NL:CRVB:2022:143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de woonplaats van appellante en de toekenning van studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op basis van een huisbezoek had vastgesteld dat appellante niet woonde op het basisregistratiepersonen (brp)-adres. Appellante ontving studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000, maar de minister herzag deze toekenning na het huisbezoek, waarbij werd geconcludeerd dat appellante als thuiswonende studerende moest worden aangemerkt. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie van de minister. Appellante heeft niet overtuigend aangetoond dat zij op het brp-adres woonde, en de door haar overgelegde verklaringen van buren en de kleinzoon van de hoofdbewoners bieden onvoldoende bewijs voor haar standpunt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.