ECLI:NL:CRVB:2022:1418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het ontbreken van gronden
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. K.E.J. Dohmen, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 5 januari 2022. Het beroepschrift dat is ingediend, bevatte echter geen gronden. De gemachtigde van appellant is op 1 maart 2022 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Vervolgens is op 1 april 2022 een aangetekende brief verzonden waarin opnieuw de gelegenheid werd geboden om de beroepsgronden in te dienen, met een duidelijke waarschuwing dat overschrijding van de termijn zou leiden tot niet-inhoudelijke behandeling van de zaak.
De gronden zijn uiteindelijk op 2 mei 2022 via de digitale postkamer ontvangen, terwijl de laatste dag om tijdig gronden in te dienen 29 april 2022 was. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn aangevoerd die een verontschuldiging voor dit verzuim zouden kunnen vormen. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage, en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2022. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen.