ECLI:NL:CRVB:2022:1404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid van appellant met psychische klachten in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van appellant voor arbeid in het kader van de Ziektewet (ZW). Appellant, die zich op 9 juni 2017 ziekmeldde met psychische klachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen die per 24 juni 2018 was beëindigd. Het Uwv had geconcludeerd dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen, ondanks zijn psychische klachten. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen informatie was opgevraagd bij zijn behandelaars over de toename van zijn klachten in december 2018.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er voldoende informatie beschikbaar was om de conclusie te onderbouwen dat appellant geschikt was voor ten minste één van de geselecteerde functies. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat de gronden van appellant grotendeels een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv.
De Raad concludeerde dat het Uwv appellant terecht per 20 december 2018 geschikt had geacht voor ten minste één van de in het kader van de EZWb geselecteerde functies. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.