ECLI:NL:CRVB:2022:1391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de toekenning van een hoge kilometervergoeding voor woon-werkverkeer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, werkzaam bij de Belastingdienst, had een aanvraag ingediend voor een hoge kilometervergoeding voor woon-werkverkeer met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014. De staatssecretaris van Financiën had deze aanvraag afgewezen op grond van de geldende vervaltermijn van drie maanden. Appellant stelde dat hij erop mocht vertrouwen dat de vergoeding over de volledige periode zou worden toegekend, gebaseerd op mededelingen van zijn leidinggevenden. De Raad oordeelde dat appellant, gezien zijn functie en de regelgeving, had moeten beseffen dat de toezeggingen in strijd waren met de toepasselijke regels. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, en de rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen gerechtvaardigde verwachtingen waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor de vergoeding af.