Uitspraak
21.2602 AOW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die AOW-ouderdomspensioen ontvangt, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om zijn pensioen met 6% te verlagen vanwege schuldig nalatig gedrag in de jaren 2002, 2003 en 2004. De Svb had vastgesteld dat appellant niet tijdig premies volksverzekeringen had betaald, wat leidde tot de verlaging van zijn pensioen.
Na een eerdere uitspraak van de Raad in 2016, waarin werd vastgesteld dat de Belastingdienst ten onrechte onbetaalde aanslagen had gemeld, heeft de Svb haar besluit om de AOW te verlagen herzien met terugwerkende kracht tot mei 2016. Appellant was van mening dat zijn pensioen met terugwerkende kracht vanaf augustus 2007 had moeten worden verhoogd, maar de Raad oordeelde dat de Svb zich terecht op het standpunt stelde dat de terugwerkende kracht alleen van toepassing was vanaf de datum van de uitspraak in 2016.
De Raad heeft geoordeeld dat er geen rechtsregel is die de Svb verplicht om een eerder besluit met volledige terugwerkende kracht te herzien. De appellant had niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de relevante besluiten, wat zijn verzoek om schadevergoeding ondermijnt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdig bezwaar maken tegen besluiten van de Svb en de toepassing van beleidsregels met betrekking tot terugwerkende kracht na rechterlijke uitspraken.