Uitspraak
20.27 PW
OVERWEGINGEN
1 januari 2013 tot en met 30 september 2017 contant geld op de bankrekeningen is gestort en dat bedragen van derden zijn bijgeschreven. Via de ING-rekening zijn geldbedragen overgemaakt naar een bitcoinrekening. Ook is naar voren gekomen dat appellant in de periode van 28 mei 2014 tot en met 14 juni 2017, langer dan toegestaan, in het buitenland heeft verbleven. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 7 februari 2018.
€ 15.475,61 van appellant terug te vorderen. Het college heeft verder bij besluit van
30 september 2017 en de opgelegde boete van € 1.230,-.
1 januari 2021 geldende beslagvrije voet van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm, verder moet worden gematigd. De omstandigheid dat de boete geheel door hem is afgelost, doet hier volgens hem niet aan af. Het college heeft de aflossingen van appellant ten onrechte niet op de oudste openstaande vordering (ter hoogte van € 15.404,41 op 31 december 2020) geboekt. Wanneer dit wel was gebeurd, dan zou er nu nog niets zijn afbetaald op de boete. Het feit dat de boete inmiddels is afgelost, pakt voor appellant in financiële zin nadelig uit.