ECLI:NL:CRVB:2022:1322
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering door het Uwv. Appellant, die zich op 15 februari 2016 ziekmeldde, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering die eindigde op 11 maart 2020. Het Uwv stelde de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 37,72% en concludeerde dat appellant geschikt was voor bepaalde functies, ondanks zijn beperkingen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat hij niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen vanwege zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal en zijn medische klachten. De Raad bevestigde echter de eerdere oordelen, waarbij werd gesteld dat de geselecteerde functies medisch passend waren en dat ook iemand met beperkte taalvaardigheid in staat kan worden geacht eenvoudige productiematige functies te vervullen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat de medische beoordeling door het Uwv juist was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.