ECLI:NL:CRVB:2022:1309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- E.X.R. Yi
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv om haar WGA-uitkering te beëindigen ongegrond heeft verklaard. Appellante was werkzaam als juridisch medewerker en heeft zich in 2017 ziek gemeld met psychische klachten. Na een periode van uitkeringen op basis van de Ziektewet en de Wet WIA, heeft het Uwv in 2019 vastgesteld dat appellante met ingang van 27 januari 2020 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit is gebaseerd op een herbeoordeling door een verzekeringsarts, die concludeerde dat appellante belastbaar was met inachtneming van haar beperkingen.
De rechtbank heeft in haar oordeel bevestigd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was en dat zij niet in staat is de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De beëindiging van de WGA-uitkering is daarmee bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 14 juni 2022.