In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van smartengeld voor een appellant die werkzaam was bij de politie en lijdt aan posttraumatische stressstoornis (PTSS). De appellant had eerder een aanvraag ingediend voor smartengeld op basis van artikel 54a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De korpschef had een bedrag van € 46.209,38 aan smartengeld toegekend, maar de appellant was het niet eens met de onderbouwing van dit besluit en stelde dat de rapporten van de arbeidsdeskundige onvoldoende gemotiveerd waren.
De Raad heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 22 maart 2022 voldoende inzicht heeft gegeven in de categorieën functies die de appellant kan vervullen, rekening houdend met zijn beperkingen. De Raad oordeelde dat de deskundigen onafhankelijk waren en dat de korpschef de rapporten aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag bevestigd, waarbij het beroep van de appellant ongegrond was verklaard. Tevens is de korpschef veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 3.036,- en moet hij het griffierecht van € 308,- vergoeden.