1.8.Bij besluit van 4 december 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 juli 2020 (bestreden besluit), heeft het bestuur aan betrokkene met ingang van 5 december 2019 de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Aan het besluit liggen de volgende verweten gedragingen ten grondslag:
A) het niet op de juiste wijze reageren, overeenkomstig de gedragscode, naar aanleiding van twijfels ontstaan over de integriteit van de coördinator;
B) het eigenstandig met enkele directe collega’s, bepalen of en hoe de ontstane twijfels over de integriteit van de coördinator te onderzoeken;
C) gezien de verklaringen van betrokkene en haar collega, afgezet tegen de resultaten van het GBA-onderzoek en het overige feitencomplex, heeft het bestuur de overtuiging gekregen dat betrokkene op 17 september 2019 met haar collega heeft meegekeken in de GBA-V, terwijl zij raadpleegde, alsmede dat de collega op 25 september 2019 meekeek met betrokkene, terwijl betrokkene raadpleegde;
D) betrokkene heeft op 17 september 2019 meegekeken in de GBA-V met een collega, die de gegevens van de coördinator raadpleegde;
E) betrokkene heeft op 25 september 2019 zes keer niet-functioneel, onrechtmatig de GBA-V geraadpleegd en de gegevens van de coördinator en twee van haar familieleden ingezien. Betrokkene heeft de informatie in strijd met de geheimhoudings- en beveiligingsverklaring, gedeeld met collega’s. Na de onrechtmatige raadpleging heeft betrokkene niet alsnog zo snel mogelijk melding gemaakt en/of de situatie intern bespreekbaar gemaakt en zo snel mogelijk gemeld dat zij in strijd met de voorschriften had gehandeld. Dit had wel van betrokkene mogen worden verwacht;
F) gezien de verschillen in de verklaring van betrokkene van 17 oktober 2019 en die van haar directe collega’s en hetgeen volgt uit het GBA-onderzoek, heeft betrokkene niet volledig openheid van zaken verschaft op 17 oktober 2019. Aannemelijk is dat betrokkene niet volledig en niet geheel feitelijk juist heeft verklaard;
G) de directe collega’s hebben betrokkene geïnformeerd over hun onrechtmatige raadplegingen. Betrokkene heeft ten onrechte melding hiervan verzuimd;
H) betrokkene heeft de op 17 oktober 2019 gegeven dienstopdracht genegeerd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar gegrond verklaard en een door het bestuur verbeurde dwangsom van € 1.217,- vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. De rechtbank heeft betrokkene met ingang van de datum van de bekendmaking van de uitspraak de straf van een voorwaardelijk ontslag opgelegd. De rechtbank heeft in de bijzondere, verzachtende omstandigheden van het geval aanleiding gezien om de opgelegde disciplinaire straf van ongevraagd ontslag onevenredig te achten aan de aard en de ernst van het plichtsverzuim.
3. In hoger beroep heeft het bestuur zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen