ECLI:NL:CRVB:2022:1215

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
20/4322 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor stofferingskosten en huisstofmijtwerende matrashoezen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor stofferingskosten en huisstofmijtwerende matrashoezen. Appellante had op 21 mei 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand tot een bedrag van € 1.810,54, omdat haar dochter lijdt aan een huisstofmijtallergie en de woning moest worden gesaneerd. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag op 10 juli 2019 afgewezen, maar heeft later een bedrag van € 257,- als gift verstrekt voor de vervanging van de stoffering in de slaapkamer van de dochter. De aanvraag voor de matrashoezen werd afgewezen omdat deze kosten voor 50% door de zorgverzekering worden vergoed en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende voorziening wordt beschouwd.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van het uitgangspunt dat voor inrichtingskosten moet worden gereserveerd. De kosten van de matrashoezen werden als kosten van medische zorg aangemerkt, waarvoor de Zvw een passende voorziening biedt. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.4322 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2020, 20/1028 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 24 mei 2022
Zitting heeft: A.M. Overbeeke
Griffier: A.F. Hulskes
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2022. Voor appellante is verschenen mr. E.J.M. van Daalhuizen, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Duivenvoorde.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een op 21 mei 2019 ingediende aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van stoffering van de woning van appellante. De dochter van appellante heeft een huisstofmijtallergie en daarom moet de woning gesaneerd worden. Het gaat om (het leggen van) laminaat, vervanging van het behang en gordijnen en om huisstofmijt werende matrashoezen en kussenslopen. Appellante heeft bijzondere bijstand aangevraagd tot een bedrag van € 1.810,54.
Het college heeft de aanvraag bij besluit van 10 juli 2019 afgewezen. Bij besluit van
16 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 10 juli 2019 gegrond verklaard in die zin dat alsnog een bedrag van € 257,- wordt verstrekt als gift, voor het vervangen van de stoffering in (alleen) de slaapkamer van de dochter. Ten aanzien van de aanvraag om bijzondere bijstand voor huisstofmijt-werende matras- en kussenhoezen, die voor 50% door de zorgverzekering worden vergoed, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) een passende en toereikende voorliggende voorziening is.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Inrichtings-/stofferingskosten
Inrichtingskosten zijn incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen van de betrokkene hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Ook als voor het maken van deze kosten in het individuele geval een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Een aanvrager dient in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag.
Tussen partijen is in geschil of de niet toegekende vergoeding voor de kosten van stoffering voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellante wenst ook bijzondere bijstand voor laminaat in de (gehele) woning en voor nieuwe gordijnen en behang.
In wat appellante ook in hoger beroep heeft aangevoerd zijn geen bijzondere omstandigheden gelegen om af te wijken van het uitgangspunt dat voor inrichtingskosten moet worden gereserveerd. Daartoe is van belang dat de vloerbedekking en het behang in de woning van appellante ongeveer 16 tot 20 jaar oud zijn. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat vervanging van de stoffering voorzienbaar was en dat appellante die zelf dient te betalen. Dat staat los van de in 2018 opgekomen gezondheidsklachten van de dochter van appellante.
Huisstofmijt-werende matras- en kussenhoezen
Voor medische en paramedische zorg is de Zvw een toereikende en passende voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van ‒ nu ‒ de PW. In deze regelgeving is in het algemeen een bewuste keus gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten. Dit is vaste rechtspraak (uitspraak van 16 februari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL7320).
De kosten van huisstofmijt-werende matras- en kussenhoezen zijn kosten van medische zorg. Anders dan appellante heeft betoogd, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de Zvw ten aanzien van deze kosten een voorliggende voorziening is, zodat op grond van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de PW bijzondere bijstand voor deze kosten niet mogelijk is.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.F. Hulskes (getekend) A.M. Overbeeke