ECLI:NL:CRVB:2022:1211
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De Raad had eerder op 25 januari 2022 het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen gronden waren ingediend. Echter, in het verzet is gebleken dat er op 6 september 2021 een regiezitting heeft plaatsgevonden waarbij de zaken CRvB 21/1834 PW en CRvB 21/1836 PW zijn behandeld. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het niet langer mogelijk is om het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
De Raad heeft vastgesteld dat, hoewel de zaak CRvB 21/1835 niet op een zitting is behandeld, de samenhang tussen de zaken en de gezamenlijke afdoening door de Raad in de eerdere uitspraak van 25 januari 2022 geen aanleiding geeft om in die zaak anders te oordelen. Appellant krijgt de gelegenheid om alsnog gronden in te dienen. De uitspraak van 25 januari 2022 wordt vervallen verklaard en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in het verzet.
De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.