Uitspraak
22.382 WMO15-VV, 22/381 WMO15
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2022 uitspraak gedaan over de noodopvang voor dakloze gezinnen in Amsterdam. Verzoekster, een Marokkaanse vrouw met een minderjarig kind, had zich in juli 2020 gemeld voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had haar aanvraag voor noodopvang afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor regiobinding en als zelfredzaam werd beschouwd. De rechtbank Amsterdam had het beroep van verzoekster tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de noodopvang voor dakloze gezinnen niet als een algemene voorziening kan worden gekwalificeerd, omdat deze niet gericht is op maatschappelijke ondersteuning in de zin van de Wmo 2015. De voorzieningenrechter concludeerde dat de regeling voor noodopvang gunstiger is dan de Wmo 2015 en dat er sprake is van buitenwettelijk begunstigend beleid. De voorzieningenrechter bevestigde dat verzoekster niet in aanmerking kwam voor de noodopvang, omdat zij in staat was om zelf in haar onderhoud te voorzien en niet aannemelijk had gemaakt dat zij al het mogelijke had gedaan om onderdak te verkrijgen.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep van verzoekster afgewezen en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zelfredzaamheid en de voorwaarden die aan de toegang tot noodopvang zijn verbonden.