ECLI:NL:CRVB:2022:1131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van NIOAW-uitkering en buitenbehandelingstelling van nieuwe aanvragen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een NIOAW-uitkering van appellante, die sinds 1 juni 2017 een uitkering ontving. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante in de te beoordelen periode werkzaamheden als bewindvoerder en mentor heeft verricht, maar deze niet heeft gemeld. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of zij als werkloze werknemer in de zin van de IOAW kon worden aangemerkt. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg heeft terecht de IOAW-uitkering met ingang van 1 april 2018 ingetrokken en de over die periode betaalde uitkering teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Daarnaast heeft appellante nieuwe aanvragen voor een IOAW-uitkering ingediend, maar deze zijn buiten behandeling gesteld omdat zij niet alle gevraagde gegevens binnen de gestelde termijnen heeft overgelegd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond heeft verklaard. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de aanvragen buiten behandeling te stellen en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.