Uitspraak
21.1902 NIOAW
en 20/1987 NIOAW plaatsgehad op 5 april 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door
mr. N. Mustavich. In de zaken 20/1985 NIOAW, 20/1986 NIOAW en 20/1987 NIOAW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
IOAW-uitkering in te dienen. Op 4 april 2019 heeft zij de aanvraag ingediend. Appellante heeft bij de aanvraag vermeld dat zij inkomsten ontvangt in de vorm van een bewindvoerdersvergoeding.
IOAW-uitkering. Iemand die een IOAW-uitkering aanvraagt moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op die uitkering. De bewijslast rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die duidelijkheid geven over zijn (financiële) situatie. Daarna moet de uitkeringverstrekkende instantie in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de IOAW-uitkering indien als gevolg daarvan het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld.