ECLI:NL:CRVB:2022:1084

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
19/2722 WLZ-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van eerdere uitspraak inzake proceskosten en griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot rectificatie van een eerdere uitspraak van 8 december 2021. De gemachtigde van de betrokkene, mr. V.M.C. Verhaegen, heeft de Raad gewezen op een kennelijke fout in de uitspraak, met name met betrekking tot de proceskosten en het griffierecht. De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de voorgestelde rectificatie.

De Raad heeft de uitspraak van 8 december 2021 gewijzigd door de proceskosten te veroordelen tot een totaalbedrag van € 2.404,-, bestaande uit kosten in bezwaar en hoger beroep. Tevens heeft de Raad het verzoek van de betrokkene om vergoeding van eigen bijdragen voor rechtsbijstand en reiskosten afgewezen, omdat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens de geldende regelgeving.

De Raad heeft benadrukt dat de veroordeling tot vergoeding van kosten enkel kan plaatsvinden in de procedures waarin de kosten zijn gemaakt. De uitspraak tot rectificatie is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter H. Benek en de leden J.C. Boeree en R.M. van Male, in aanwezigheid van griffier P.W.J. Hospel. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

19/2722 WLZ-R, 19/3819 WLZ-R, 20/931 WLZ-R, 21/4059 WLZ-R
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 8 december 2021, 19/2722 WLZ, 19/3819 WLZ, 20/931 WLZ, 21/4059 WLZ
Partijen:

CIZ

[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 28 april 2022
PROCESVERLOOP
De gemachtigde van betrokkene, mr. V.M.C. Verhaegen, heeft de Raad er schriftelijk op gewezen dat de uitspraak van de Raad van 8 december 2021, met de kenmerken 19/2722 WLZ, 19/3819 WLZ, 20/931 WLZ en 21/4059 WLZ, een kennelijke fout bevat. Daarbij is verzocht de uitspraak te verbeteren. Het bedrag aan proceskosten in rechtsoverweging 4 en vermeld in de beslissing is onjuist en ten onrechte is geen vergoeding van griffierecht toegekend.
De Raad heeft daarom aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over een rectificatie van de uitspraak.
CIZ heeft een reactie gegeven.

OVERWEGINGEN

De Raad wijzigt de uitspraak van 8 december 2021 als volgt.
Pagina 5, onder rechtsoverweging 4 wordt:
4.1.
Aanleiding bestaat om CIZ te veroordelen in de kosten van betrokkene. Aangezien de rechtbank in de aangevallen uitspraak een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken, staan de Raad nog ter beoordeling de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van de zaak in hoger beroep en in bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) begroot op € 534,- in bezwaar (1 punt voor het bijwonen door de gemachtigde van de hoorzitting) en op € 1.870,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.404,-. Voor het toekennen van een extra punt voor het indienen van het bezwaarschrift bestaat geen aanleiding nu daarbij geen sprake is geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4.2.
Voor zover betrokkene ook verzoekt om vergoeding van de eigen bijdragen voor de verleende toevoeging van rechtsbijstand, wijst de Raad deze af. In de bijlage bij het Bpb is namelijk een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegekend. In vergoeding van de te betalen eigen bijdragen is daarbij niet voorzien. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.3.
Voor zover betrokkene heeft verzocht om de in hoger beroep gemaakte reiskosten te vergoeden wijst de Raad dit verzoek af. Ingevolge artikel 1, onder d, van het Bpb kan, voor zover thans van belang, een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb uitsluitend betrekking hebben op reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende. Bij de behandeling van het hoger beroep was betrokkene niet aanwezig. Aanwezig waren de moeder en oma van betrokkene. Zij zijn geen partij of belanghebbende. Evenmin is gebleken dat zij betrokkene vertegenwoordigden als mentor, bewindvoerder of curator. Uitsluitend ingeval namens een partij een niet-professionele gemachtigde verschijnt (terwijl de partij zelf niet verschijnt), kunnen de reiskosten van die niet-professionele gemachtigde worden vergoed. Dit doet zich hier niet voor omdat, nadat betrokkene door de Raad is opgeroepen om bij gemachtigde te verschijnen, mr. Verhaegen als professionele gemachtigde is verschenen.
4.4.
De Raad ziet voorts geen aanleiding te bepalen dat CIZ aan betrokkene een bedrag van € 128,- dient te betalen als “griffierecht hoger beroep”, omdat betrokkene voor het incidenteel hoger beroep geen griffierecht verschuldigd is geweest.
4.5.
Wat betreft de veroordeling van een partij tot vergoeding van de kosten verband houdende met de voorlopige voorzieningprocedures in beroep en in hoger beroep is de Raad van oordeel dat zodanige veroordeling – gelet op artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb – uitsluitend in die procedures kan worden uitgesproken en niet pas later in de bodemprocedure. De Raad acht geen wettelijke grondslag aanwezig voor het maken van een uitzondering in een geval waarin in hoger beroep komt vast te staan dat het bestreden besluit om inhoudelijke redenen niet in stand kan blijven.
Pagina 6, onder BESLISSING, de laatste bepaling, wordt:
- veroordeelt CIZ in de (proces)kosten van betrokkene tot een bedrag van € 2.404,-.
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 8 december 2021 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek als voorzitter en J.C. Boeree en R.M. van Male als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2022.
(getekend) H. Benek
(getekend) P.W.J. Hospel