ECLI:NL:CRVB:2022:1008

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
20/3808 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van basale werknemersvaardigheden bij jonggehandicapte in het kader van Wajong-uitkering

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de basale werknemersvaardigheden van een jonggehandicapte appellant in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Appellant, geboren op [geboortedatum], heeft een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij aangeeft te lijden aan een verstandelijke beperking en psychische problematiek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant volgens hen geen arbeidsvermogen heeft, maar deze situatie niet duurzaam is. Na bezwaar heeft het Uwv het eerdere besluit gehandhaafd, wat leidde tot een rechtszaak.

De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom appellant niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. De rechtbank heeft het Uwv de kans gegeven om het motiveringsgebrek te herstellen. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank concludeerde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat het ontbreken van basale werknemersvaardigheden niet voortkomt uit ziekte of gebrek.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld over de motivering van het Uwv. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben gezamenlijk vastgesteld dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden. De Raad bevestigt dat appellant op de in geding zijnde datum over arbeidsvermogen beschikte en om die reden niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd met verbetering van gronden.

Uitspraak

20/3808 WAJONG
Datum uitspraak: 21 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 september 2020, 19/2374 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.A.A. van Tongeren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, deels via videobellen, plaatsgevonden op 10 maart 2022. Appellant is vertegenwoordigd door mr. Van Tongeren. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] , heeft met een door het Uwv op 28 juni 2018 ontvangen formulier een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat bij appellant sprake is van een verstandelijke beperking en psychische problematiek. Bij de aanvraag is informatie gevoegd van de huisarts van 30 mei 2018 en van VSO [Naam onderwijs] van oktober 2017. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 2 oktober 2018 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat appellant nu geen arbeidsvermogen heeft maar deze situatie niet duurzaam is.
1.2.
Bij besluit van 11 april 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 2 oktober 2018 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 april 2019 ten grondslag. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overwogen dat zij – anders dan de primaire arbeidsdeskundige – van mening is dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden.
2.1.
Bij tussenuitspraak van 12 december 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom appellant in staat wordt geacht een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft verder afdoende gemotiveerd dat appellant een taak kan verrichten in een arbeidsorganisatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet inzichtelijk en deugdelijk gemotiveerd waarom zij, anders dan de primaire verzekeringsarts, van mening is dat appellant basale werknemersvaardigheden heeft. Ook de arbeidsdeskundige zal een oordeel moeten geven over de basale werknemersvaardigheden, waarna deze tezamen met de verzekeringsarts tot een conclusie dient te komen. Gelet op het voorgaande komt het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 januari 2020 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat het niet hebben van basale werknemersvaardigheden met name veroorzaakt wordt door het agressief gedrag van appellant. Dit wordt ook niet ontkend door appellant. Zoals in de tussenuitspraak ook al is aangegeven, is van belang of het ontbreken van basale werknemersvaardigheden voortkomt uit ziekte of gebrek. De rechtbank kan het Uwv volgen in zijn stelling dat het agressieve gedrag van appellant niet verklaard kan worden door ziekte of gebrek. Uit de (medische) stukken blijkt immers niet dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis of een stoornis in de impulscontrole. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van
20 januari 2020 gesteld dat er bij appellant geen sprake is van zodanige stoornissen in aandacht of geheugen dat hij daardoor geen instructies kan begrijpen of onthouden of afspraken kan nakomen. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat er bij appellant geen sprake is van het ontbreken van basale werknemersvaardigheden veroorzaakt door ziekte of gebrek. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de stelling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (in haar rapport van 30 januari 2020) dat er aansluitend aan de hoorzitting multidisciplinair overleg heeft plaatsgevonden met de jurist en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het Uwv heeft dan ook duidelijk gemaakt dat het oordeel over de basale werknemersvaardigheden een gezamenlijk oordeel is geweest van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank al geoordeeld dat appellant één uur aaneengesloten kan werken, dat hij gedurende vier uur per dag belastbaar is en een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Nu ook geen sprake is van het ontbreken van basale werknemersvaardigheden heeft het Uwv terecht geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen daarom in stand blijven.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat hij geen arbeidsvermogen heeft. Het Uwv heeft onvoldoende gemotiveerd dat het agressieve gedrag van appellant niet verklaard kan worden door ziekte en gebrek. Volgens hem heeft zijn gedrag wel degelijk een medische oorzaak. Hij beschikt dan ook niet over basale werknemersvaardigheden. Appellant heeft aangevoerd dat sprake is van strijd met het beginsel van equality of arms en met een beroep op het Korošec-arrest de Raad verzocht een onafhankelijk deskundige te benoemen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
4.1.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van één uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Het Uwv hanteert bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen een beoordelingskader, dat is opgenomen in Bijlage 1 van het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium). Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en van 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.2.
Volgens het Compendium vindt de beoordeling van de aanwezigheid van basale werknemersvaardigheden plaats door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige gezamenlijk. Het zwaartepunt ligt veelal bij de arbeidsdeskundige, die in beginsel ook degene is die de eindconclusies hierover in zijn of haar rapport opneemt. In deze zaak heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 9 april 2019 gesteld dat er vanuit medisch oogpunt geen sprake is van het niet kunnen beschikken over basale werknemersvaardigheden. In haar rapport van eveneens 9 april 2019 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden. Daartoe heeft zij overwogen dat appellant in staat is instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en tevens in staat is afspraken met een werkgever na te komen.
4.3.
Gezien het overwogene onder 4.2 heeft de rechtbank ten onrechte beoordeeld of het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van basale werknemersvaardigheden niet voortkomt uit ziekte of gebrek en of er op dat punt voldoende gezamenlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben immers nu juist vastgesteld dat geen sprake is van het ontbreken van basale werknemersvaardigheden. Dit betreft zoals gezegd niet enkel een medische beoordeling, maar een afweging van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige gezamenlijk.
4.4.
De gronden over de vraag of het ontbreken van werknemersvaardigheden het gevolg is van (of te herleiden is naar) ziekte of gebrek, behoeven gezien het overwogene onder 4.2 en 4.3 geen verdere bespreking. De Raad ziet voorts geen reden tot twijfel aan het medisch en arbeidskundig oordeel dat appellant beschikt over deze werknemersvaardigheden, dat wil zeggen het kunnen begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies van een werkgever en het nakomen van afspraken met een werkgever. De Raad deelt niet het standpunt van appellant dat de door hem overgelegde verslagen uit de periode 2010-2017 van de door hem bezochte instelling voor speciaal onderwijs [Naam onderwijs] op dit punt twijfel oproepen.
4.5.
De Raad ziet in het arrest Korošec geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. De vraag die appellant door een deskundige beantwoord had willen zien, namelijk de vraag of zijn naar eigen zeggen agressieve gedrag al dan niet een medische oorzaak heeft, raakt niet de kern van dit geschil. Er bestaat verder geen reden om aan te nemen dat appellant belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat zijn Wajongaanspraken onjuist zijn vastgesteld. Het gestelde financiële onvermogen om zelf een deskundige in te schakelen kan daarom buiten beschouwing blijven.
4.6.
De overwegingen in 4.2 tot en met 4.5 leiden tot de conclusie dat de rechtbank terecht het Uwv heeft gevolgd in zijn standpunt dat appellant op de in geding zijnde datum beschikte over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak – voor zover aangevallen – moet met verbetering van gronden worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) E.X.R. Yi