ECLI:NL:CRVB:2021:987
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en niet voltooien wachttijd WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die eerder ziek was gemeld en een ZW-uitkering ontving, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering omdat hij de wachttijd van 104 weken niet had volbracht. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant voerde aan dat de verzekeringsartsen van het Uwv zijn medische situatie niet goed hadden beoordeeld en dat hij meer beperkingen had dan vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische gegevens. De Raad bevestigde dat de appellant per 2 december 2018 geen recht had op ziekengeld en dat hij de wachttijd voor de WIA niet had volbracht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.