ECLI:NL:CRVB:2021:985
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad wees erop dat het beginsel van 'equality of arms' niet was geschonden, ook al waren niet alle door appellant gewenste onderzoeken uitgevoerd. De Raad concludeerde dat de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellant afdoende was gemotiveerd en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordelingen zou ondermijnen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsartsen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees de vordering van appellant af.