ECLI:NL:CRVB:2021:982
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beëindiging WGA-uitkering en toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante. Appellante had zich in 2005 ziek gemeld met psychische en fysieke klachten en ontving vanaf 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering. In 2014 werd deze uitkering beëindigd omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft in 2017 opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde dit, stellende dat er geen toename van beperkingen was. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms. Appellante had voldoende gelegenheid om medische gegevens in te brengen ter onderbouwing van haar standpunt. De Raad concludeerde dat er geen toename van medische beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak was vastgesteld, en dat de eerdere beëindiging van de WGA-uitkering terecht was. De Raad oordeelde dat er geen reden was om een onafhankelijk deskundige te benoemen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.