ECLI:NL:CRVB:2021:98
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten in het kader van AWBZ-zorg en de verantwoordelijkheden van de verzekerde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten door het zorgkantoor CZ Zorgkantoor B.V. aan appellant, die in de jaren 2013 en 2014 een persoonsgebonden budget (pgb) ontving voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het zorgkantoor had de verantwoording van de besteding van het pgb afgekeurd, omdat appellant niet had voldaan aan de administratieve verplichtingen die aan het pgb waren verbonden. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het zorgkantoor ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de zorg die aan appellant is verleend niet kan worden gekwalificeerd als AWBZ-zorg, en dat appellant zijn verplichtingen niet is nagekomen. De Raad benadrukt dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is, en dat de kwetsbaarheid van appellant hierin geen verandering brengt. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en de onverschuldigd betaalde voorschotten terug te vorderen. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.