ECLI:NL:CRVB:2021:857

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
20/736 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens overschrijding termijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. R.P. Dielbandhoesing, stelde dat het hogerberoepschrift op 3 februari 2020 was verzonden, maar de Raad oordeelde dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift was overschreden. De Raad nam als uitgangspunt dat het poststempel bepalend is voor de datum van ter postbezorging. Het hogerberoepschrift was gedateerd op 19 februari 2020 en was pas op 20 februari 2020 bij de Raad ontvangen, wat de termijnoverschrijding bevestigde. De Raad verwierp ook de argumenten van appellant over postbezorging en oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om aan te tonen dat het hogerberoepschrift op 3 februari 2020 was verzonden. De uitspraak concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 april 2021
20/736 WMO15, 20/737 WMO15-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2019, 19/3272 en 19/3274 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 21 oktober 2020 heeft de Raad het door de gemachtigde van appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. drs. R.P. Dielbandhoesing verzet ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 5 maart 2021. Namens appellant is mr. Dielbandhoesing verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft in de uitspraak van 21 oktober 2020 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. Daarnaast heeft de Raad overwogen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet voert de gemachtigde van appellant aan dat het hogerberoepschrift wel tijdig is verzonden op 3 februari 2020. Daarbij heeft de gemachtigde van appellant een kopie van zijn agenda overgelegd als bewijsstuk dat het hogerberoepschrift op 3 februari 2020 is verzonden. Ook stelt de gemachtigde van appellant dat er regelmatig iets mis gaat bij de postbezorging.
Volgens artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Het poststempel wordt als uitgangspunt genomen voor het bepalen van de datum van ter postbezorging. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 3 februari 2020. Het door de gemachtigde van appellant ingediende hogerberoepschrift is gedateerd op 19 februari 2020 en op dezelfde dag ter post bezorgd. Dit blijkt uit het poststempel op de envelop. Op 20 februari 2020 is het bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift is overschreden. Bij het hogerberoepschrift van 19 februari 2020 is een afschrift gevoegd van een hogerberoepschrift van 3 februari 2020. De verzending van het hogerberoepschrift van 3 februari 2020 is niet met bewijsstukken onderbouwd. Dit leidt dus niet tot een ander oordeel. Een kopie van een pagina uit een agenda is onvoldoende bewijs, omdat hier niet uit kan worden afgeleid dat de verzending inderdaad op die dag heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de gemachtigde van appellant een aantal stukken ingebracht om aan te tonen dat de postbezorging in het algemeen en op zijn adres in het bijzonder onvoldoende is. Ook dat leidt niet tot een ander oordeel. Deze opmerkingen maken niet dat het voor appellant niet mogelijk was om tijdig hoger beroep in te stellen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) R. van Doorn