ECLI:NL:CRVB:2021:853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.E.V. Lenos
- R.H. Koopman
- Rechtspraak.nl
Recht op kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2018 en het eerste kwartaal van 2019 in verband met ingezetenschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een aanvraag voor kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante had kinderbijslag aangevraagd voor haar kinderen over het vierde kwartaal van 2018 en het eerste kwartaal van 2019. De aanvraag werd afgewezen omdat appellante op de relevante peildata niet als ingezetene van Nederland werd aangemerkt. De Raad oordeelde dat appellante op die momenten geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had, wat essentieel is voor de status van ingezetene volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet verzekerd was voor de AKW, omdat zij op de peildata niet in Nederland woonde of werkte. Appellante voerde aan dat zij voldoende aanknopingspunten had voor een duurzame band met Nederland, onder andere door haar eerdere lange verblijf in Nederland en haar sociale contacten. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat appellante op de peildata een duurzame band met Nederland had. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht had op kinderbijslag over de gevraagde kwartalen.