ECLI:NL:CRVB:2021:85

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
19/4937 WAO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake de weigering van het Uwv om terug te komen op eerdere besluiten met betrekking tot arbeidsongeschiktheid

Op 6 januari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2019. Appellant had verzocht om terug te komen van eerdere besluiten van het Uwv, die hem geen recht gaven op een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en deze beslissing werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe (medische) gegevens had ingebracht die aanleiding gaven tot een ander oordeel. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die de weigering van het Uwv konden onderbouwen. De Raad verwees ook naar een eerdere uitspraak van 20 december 2016, waarin werd gesteld dat een dergelijke vaststelling de afwijzing van een herhaalde aanvraag in beginsel kan dragen. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19.4937 WAO-PV

Datum uitspraak: 6 januari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2019, 19/2258 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: J.S. van der Kolk, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: A.L. Abdoellakhan
Appellant is niet ter zitting verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 11 december 2018 heeft het Uwv desgevraagd geweigerd terug te komen van het besluit van 26 februari 2010, strekkende tot weigering om terug te komen van het besluit van 10 december 1993 waarbij geweigerd is appellant met ingang van 31 mei 1988 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Met het besluit van 1 maart 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 11 december 2018 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Met juistheid heeft de rechtbank het standpunt van het Uwv, dat van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden niet is gebleken, onderschreven. De door de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden volledig onderschreven. Ook in hoger beroep heeft appellant geen (medische) gegevens ingebracht die aanleiding geven tot een ander oordeel.
Uit de uitspraak van de Raad van 20 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4872) volgt dat een dergelijke vaststelling de afwijzing van een herhaalde aanvraag in beginsel kan dragen. De bestuursrechter kan aan de hand van wat de rechtszoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag evident onredelijk is. Wat appellant in het onderliggende geval heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Het hoger beroep van appellant slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.L. Abdoellakhan (getekend) J.S. van der Kolk