ECLI:NL:CRVB:2021:85
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake de weigering van het Uwv om terug te komen op eerdere besluiten met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
Op 6 januari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2019. Appellant had verzocht om terug te komen van eerdere besluiten van het Uwv, die hem geen recht gaven op een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en deze beslissing werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe (medische) gegevens had ingebracht die aanleiding gaven tot een ander oordeel. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die de weigering van het Uwv konden onderbouwen. De Raad verwees ook naar een eerdere uitspraak van 20 december 2016, waarin werd gesteld dat een dergelijke vaststelling de afwijzing van een herhaalde aanvraag in beginsel kan dragen. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.