ECLI:NL:CRVB:2021:843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om behoud van de toelage buitenland tijdens opleiding en beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een militair, had verzocht om behoud van zijn toelage buitenland tijdens het volgen van een opleiding in Nederland. De staatssecretaris van Defensie had dit verzoek afgewezen, met verwijzing naar artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (VBD). De Raad oordeelde dat de keuze van de appellant om in de weekenden in Duitsland te verblijven, het tijdvak waarin hij het gebied van plaatsing had verlaten, niet onderbrak. De staatssecretaris had geen opdracht gegeven voor verblijf in Duitsland en de appellant had ook in Nederland kunnen verblijven.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. De Raad stelde vast dat de appellant gedurende de periode van 8 januari 2018 tot 24 maart 2018 geen recht had op de toelage buitenland, omdat hij het gebied van plaatsing voor meer dan dertig achtereenvolgende dagen had verlaten. De Raad verwierp ook het argument van de appellant dat er sprake was van een ongelijke behandeling in vergelijking met andere militairen met gezinsleden. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een verboden onderscheid en dat de staatssecretaris in redelijkheid geen bijzondere omstandigheden had hoeven aanmerken die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.