ECLI:NL:CRVB:2021:842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van een sollicitant in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een politieambtenaar sinds 1982, had gesolliciteerd naar een functie binnen de politie, maar was afgewezen na een selectieprocedure. De korpschef van politie had de afwijzing van de sollicitatie bevestigd, wat de appellant in beroep aanvocht. De Raad oordeelde dat de beslissing van het bestuursorgaan, in dit geval de korpschef, het resultaat was van een zorgvuldige beoordeling van de capaciteiten van de appellant in relatie tot de functie-eisen. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid heeft en dat de rechter terughoudend moet toetsen of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen.
De appellant voerde aan dat het selectieproces onzorgvuldig was verlopen, omdat de selectiecommissie niet uit directe collega's bestond. Dit argument werd door de Raad verworpen, die oordeelde dat de samenstelling van de selectiecommissies voldeed aan de eisen van inzicht in de functie. Daarnaast stelde de appellant dat de competenties waarop hij was afgewezen niet wezenlijk verschilden van die van de functie waarvoor hij solliciteerde. Ook dit betoog werd niet gehonoreerd, aangezien de Raad concludeerde dat de korpschef voldoende had onderbouwd dat de appellant niet over de benodigde analytische en creatieve vaardigheden beschikte.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank, wat betekent dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De Raad oordeelde dat de korpschef in redelijkheid tot de afwijzing van de sollicitatie had kunnen komen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.