ECLI:NL:CRVB:2021:829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoek is ingediend door een appellant die in Marokko woont. De appellant had hoger beroep ingesteld, maar het griffierecht van € 131,- was niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad heeft de appellant in eerdere correspondentie herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen. De appellant ontving een brief op 12 juni 2020 waarin hij werd geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en de deadline voor betaling. Een tweede herinnering volgde op 13 juli 2020, maar ook deze leidde niet tot tijdige betaling.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het griffierecht niet binnen de vereiste termijn was betaald en dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was. Hierdoor werd het verzoek om herziening als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad benadrukte dat zonder tijdige betaling van het griffierecht het verzoek niet inhoudelijk behandeld kon worden. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in aanwezigheid van griffier H. Alajai, en werd openbaar uitgesproken.
De beslissing houdt in dat de appellant geen recht heeft op een inhoudelijke behandeling van zijn verzoek om herziening, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.