ECLI:NL:CRVB:2021:829

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
20/2138 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoek is ingediend door een appellant die in Marokko woont. De appellant had hoger beroep ingesteld, maar het griffierecht van € 131,- was niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad heeft de appellant in eerdere correspondentie herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen. De appellant ontving een brief op 12 juni 2020 waarin hij werd geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en de deadline voor betaling. Een tweede herinnering volgde op 13 juli 2020, maar ook deze leidde niet tot tijdige betaling.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het griffierecht niet binnen de vereiste termijn was betaald en dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was. Hierdoor werd het verzoek om herziening als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad benadrukte dat zonder tijdige betaling van het griffierecht het verzoek niet inhoudelijk behandeld kon worden. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in aanwezigheid van griffier H. Alajai, en werd openbaar uitgesproken.

De beslissing houdt in dat de appellant geen recht heeft op een inhoudelijke behandeling van zijn verzoek om herziening, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 april 2021
20/2138 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 december 2019, 18/5938
Partijen:
[appellant] te Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:119, tweede lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening.
Bij brief van 12 juni 2020 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 131,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 13 juli 2020 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk
niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale) déclare la requête de révision non
recevable.
Par conséquent, décidée par M. le maître J.P.M. Zeijen en présence de le maître H. Alajai en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 14 avril 2021
.
(signature) J.P.M. Zeijen
(signature) H. Alajai
Les intéressés et les organes d’administration auront le droit â présenter une opposition écrite
contre la présente décision, dans les six semaines suivantes â la notification de la copie, â la
Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L’intéressé présentant l’opposition pourra demander d’avoir lopportunité d’être entendu sur
son opposition