ECLI:NL:CRVB:2021:822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellant in het kader van de Ziektewet na een eerstejaars beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, was in hoger beroep gegaan tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen recht meer gaf op ziekengeld. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad oordeelt dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant afdoende heeft besproken en overtuigend heeft gemotiveerd waarom deze niet slagen. De door appellant overgelegde informatie van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en een zorgovereenkomst van de GGzE leiden niet tot een ander oordeel. De Raad bevestigt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan de eerstejaars ZW-beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt zijn voor appellant. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.