ECLI:NL:CRVB:2021:816

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
19/480 PW-G
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van Rijswijk

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. W.G.H. van de Wetering, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De uitspraak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 november 2020 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, door alsnog de gemaakte kosten te vergoeden, tegemoet is gekomen aan appellant. Dit leidde tot de beslissing om het college te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar, het verzoek om een voorlopige voorziening, het beroep en het hoger beroep. De totale kosten zijn begroot op € 2.625,-. De uitspraak is gerectificeerd en komt in de plaats van een eerdere uitspraak. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier was P.A.M. Hulsdouw.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 november 2020
19/480 PW-G
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Gerectificeerde uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 december 2018, 18/2915 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. W.G.H. van de Wetering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 16 juli 2020 heeft de Raad aan het college gevraagd of de uitspraak van 30 juni 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1339, aanleiding geeft voor een nadere standpuntbepaling.
Bij brief van 31 juli 2020 heeft het college daarop geantwoord dat het naar aanleiding van de genoemde uitspraak zijn standpunt herziet en alsnog overgaat tot vergoeding van de kosten. Dit omvat blijkens de brief van het college van 11 augustus 2020 ook de kosten van de voorlopige voorzieningenprocedure.
Bij brief van 12 augustus 2020 heeft mr. Van de Wetering namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het college met zijn beslissing om alsnog de gemaakte kosten te vergoeden, is tegemoetgekomen aan appellant.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in bezwaar, € 525,- voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar, € 1.050,- in beroep en € 525,- in hoger beroep, in totaal € 2.625,- voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.625,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2020.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) P.A.M. Hulsdouw