ECLI:NL:CRVB:2020:2862
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vergoeding van proceskosten
Op 17 november 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 december 2018. De zaak betreft een geschil tussen appellant, vertegenwoordigd door mr. W.G.H. van de Wetering, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Appellant had hoger beroep ingesteld na een uitspraak van de rechtbank die betrekking had op de vergoeding van proceskosten.
Tijdens de procedure heeft het college, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Raad, zijn standpunt herzien en besloten om de kosten te vergoeden. Appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. Het college heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college met zijn beslissing om de gemaakte kosten te vergoeden, tegemoet is gekomen aan appellant. De Raad heeft het college veroordeeld in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar, het verzoek om een voorlopige voorziening, het beroep en het hoger beroep. De totale kosten zijn begroot op € 2.625,-, welke het college aan appellant moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 november 2020.