ECLI:NL:CRVB:2021:793
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van kasstortingen en bijschrijvingen op bankrekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 17 februari 2015 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, heeft in hoger beroep de herziening en terugvordering van zijn bijstand betwist. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van contante stortingen en bijschrijvingen op zijn bankrekening. Deze stortingen en bijschrijvingen werden door het college als inkomen aangemerkt en in mindering gebracht op de bijstand, wat resulteerde in een terugvordering van € 6.264,91.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gestorte bedragen afkomstig waren van eerder opgenomen bedragen. Er was onvoldoende bewijs van een rechtstreeks verband tussen de opnames en stortingen, zowel in tijd als in de omvang van de bedragen. De Raad oordeelde dat de kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van appellant als in aanmerking te nemen inkomen moeten worden beschouwd, en dat het college terecht de bijstand heeft herzien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.
De Raad concludeerde dat appellant geen zelfstandige gronden tegen de terugvordering had aangevoerd, waardoor deze geen aparte bespreking behoefde. De uitspraak werd openbaar gedaan, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.