ECLI:NL:CRVB:2021:79
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA met intrekking van beroep en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.H.G. in de Braekt, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv van 8 april 2020. Dit beroep is echter ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 september 2020 volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 1.335,- voor de procedure in beroep en € 801,- voor het hoger beroep, alsook een vergoeding van € 1.400,- voor een rapport van prof. dr. S.A. Danner, internist.
Daarnaast heeft de Raad vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure met bijna drie jaar is overschreden, wat geheel aan de bestuursrechter kan worden toegerekend. Dit heeft geleid tot een schadevergoeding van € 3.000,- voor appellante wegens deze overschrijding. De totale proceskosten die het Uwv aan appellante moet vergoeden, bedragen € 3.536,-. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Justitie en Veiligheid, is ook veroordeeld tot vergoeding van de immateriële schade en de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 267,-.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met R.L. Rijnen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 januari 2021.