ECLI:NL:CRVB:2021:771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand wegens niet tijdige melding van onroerend goed in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de terugvordering van bijstand van appellanten, omdat zij niet tijdig hebben gemeld dat appellant eigenaar is van onroerend goed in Marokko. De appellanten ontvingen aanvankelijk aanvullende bijstand en later een AIO-uitkering, maar hebben verzuimd om relevante informatie over hun woningbezit te verstrekken aan de Sociale verzekeringsbank (Svb).
De Svb heeft in november 2016 een onderzoek ingesteld en de AIO-uitkering geblokkeerd, omdat appellanten de vragen over het adres en de waarde van de woning niet hebben beantwoord. Appellanten hebben zich beroepen op de zesmaanden-jurisprudentie, maar de Raad oordeelt dat deze jurisprudentie niet van toepassing is, omdat de inlichtingenverplichting is geschonden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de terugvordering van € 49.669,35 over de periode van 1 juli 2000 tot en met 1 november 2016 terecht is.
De Raad wijst erop dat de zesmaanden-jurisprudentie alleen geldt als bestuursorganen een bevoegdheid tot terugvordering hebben, en niet wanneer zij verplicht zijn tot terugvordering, zoals in het geval van de Participatiewet. Appellanten hebben ook geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een uitzondering op de terugvordering rechtvaardigen. Het hoger beroep wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.