ECLI:NL:CRVB:2021:758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de toekenning van maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 en de inlichtingenplicht van de appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die in Davos was opgenomen voor behandeling, had eerder maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Waterland had echter besloten dat de appellant vanaf 5 februari 2018 geen recht meer had op deze voorzieningen, omdat zijn zorgvraag ten laste van de Zorgverzekeringswet (Zvw) kwam. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders.
De Raad constateerde dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de zorgbehoefte van de appellant tijdens zijn verblijf in Davos. De Raad oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat de appellant niet meer aangewezen was op de maatwerkvoorziening begeleiding individueel. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het college werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.136,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering en het uitvoeren van adequaat onderzoek door bestuursorganen bij het nemen van besluiten die belastend zijn voor betrokkenen.