ECLI:NL:CRVB:2021:701
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens niet duurzaam arbeidsvermogen op 18e verjaardag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een Wajong-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van het feit dat de appellant op zijn 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, omdat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom niet was uitgesloten dat de appellant in de toekomst in staat zou zijn om ten minste een uur aaneengesloten te werken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts overtuigend had aangetoond dat er op het moment dat de appellant 18 jaar oud werd, geen sprake was van een duurzaam gebrek aan arbeidsvermogen. De Raad wees erop dat de door de appellant ingediende stukken niet konden aantonen dat het gebrek aan arbeidsvermogen op dat moment duurzaam was. De Raad concludeerde dat de argumenten van de appellant in hoger beroep grotendeels herhalingen waren van eerdere gronden die al in beroep waren besproken en dat de rechtbank deze gronden afdoende had behandeld.
De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank dat de appellant geen recht had op een Wajong-uitkering, omdat het Uwv het motiveringsgebrek had hersteld. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van de duurzaamheidsvraag bij aanvragen voor Wajong-uitkeringen.