ECLI:NL:CRVB:2021:7
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijschrijvingen van meerderjarige zoon als inkomen in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, die sinds 1997 bijstand ontvangen op grond van de Participatiewet, hebben in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek bankafschriften overgelegd. Hieruit bleek dat er regelmatig bijschrijvingen van hun meerderjarige zoon op hun rekening stonden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze bijschrijvingen als inkomen aangemerkt en de bijstand van appellanten herzien, wat resulteerde in een terugvordering van € 4.093,-. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de bijschrijvingen leningen van hun zoon zijn, bedoeld om hun schulden af te lossen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij beperkt waren in hun beschikkingsmacht over de bijgeschreven bedragen. De Raad heeft vastgesteld dat de bijschrijvingen een terugkerend karakter hebben en dat deze kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Daarom zijn deze bijschrijvingen terecht als inkomen aangemerkt volgens de Participatiewet.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de stelling van appellanten dat het om geleende bedragen gaat, niet leidt tot een ander oordeel. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier J.B. Beerens, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2021.