ECLI:NL:CRVB:2021:699
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering door het Uwv. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 1 november 2014 ziek gemeld met schouderklachten en later psychische klachten ontwikkeld. Het Uwv had appellant een ZW-uitkering toegekend, maar na een beoordeling concludeerde het Uwv dat appellant in staat was meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, waardoor de uitkering per 10 oktober 2016 werd beëindigd. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn psychische beperkingen niet goed waren ingeschat.
De Raad heeft de ingediende rapporten van deskundigen, waaronder psychiater M. Tijssen en verzekeringsarts P.J.A.J. van Amelsfoort, beoordeeld. De deskundigen concludeerden dat de beperkingen van appellant in de FML van 10 juni 2020 adequaat waren vastgelegd, met uitzondering van enkele punten die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet als relevant werden beschouwd. De Raad oordeelde dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren, ondanks zijn psychische klachten, en dat het Uwv terecht had aangenomen dat appellant de wachttijd van 104 weken in het kader van de Wet WIA niet had volgemaakt.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.403,- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van deskundige rapportages in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van functies voor personen met psychische klachten.