ECLI:NL:CRVB:2021:680
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van disciplinaire maatregel van ontslag wegens plichtsverzuim van een ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, werkzaam bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid, was ontslagen wegens plichtsverzuim. De Raad oordeelt dat de opgelegde disciplinaire maatregel van ontslag niet onevenredig is aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. De appellant had zich schuldig gemaakt aan ernstige gedragingen, waaronder het niet correct afschrijven van gewerkte uren en het indienen van onterechte declaraties. De Raad bevestigt dat de minister terecht hoge eisen stelt aan de betrouwbaarheid en integriteit van de appellant, gezien zijn functie als [naam functie]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de gedragingen van de appellant, met uitzondering van één, als zeer ernstig plichtsverzuim konden worden gekwalificeerd. De Raad onderschrijft dit oordeel en voegt toe dat de minister niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door een zwaardere straf op te leggen aan de appellant dan aan zijn collega's in vergelijkbare gevallen. Het verzoek van de appellant om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.