ECLI:NL:CRVB:2021:66
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 maart 2020, waarin een beslissing is genomen in een sociale zekerheidskwestie. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 januari 2021 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 131,- heeft betaald. In artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.