ECLI:NL:CRVB:2021:628
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen en verlaging Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon. Appellante, die sinds 1987 een uitkering ontvangt, heeft een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en lijdt aan paniekaanvallen, angsten en depressieve gevoelens. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft, wat door haar werd betwist. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om de juistheid van deze rapporten te betwisten.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij geen arbeidsvermogen heeft en dat zij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. De Raad oordeelde echter dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante, met de juiste begeleiding, in staat zou kunnen zijn om basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen. De Raad volgde de eerdere oordelen van de rechtbank en de verzekeringsartsen, en concludeerde dat appellante gelet op haar beperkingen en de noodzaak voor begeleiding, over arbeidsvermogen beschikt. De Raad bevestigde de beslissing van het Uwv om de Wajong-uitkering te verlagen en wees het verzoek om schadevergoeding af.