ECLI:NL:CRVB:2021:627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen en verlaging Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon. Appellante, die sinds 1998 een Wajong-uitkering ontvangt vanwege psychische klachten, was het niet eens met de vaststelling dat zij arbeidsvermogen heeft. Het Uwv had in 2017 vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen had, wat leidde tot de verlaging van haar uitkering. Appellante voerde aan dat het onderzoek door de verzekeringsarts onzorgvuldig was en dat zij niet in staat was om een uur aaneengesloten te werken of vier uur per dag belastbaar te zijn. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was en dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van appellante op een inzichtelijke en toereikende wijze had gemotiveerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat appellante, ondanks haar psychische klachten, in staat was om ten minste vier uur per dag te werken, waarvan één uur aaneengesloten. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en het Uwv om de Wajong-uitkering van appellante te verlagen.